Het vaccineren van honden, katten en konijnen geeft bescherming tegen besmettelijke ziektes. In de reguliere vaccins zijn de belangrijkste ziektes opgenomen. Jonge dieren krijgen bij de geboorte van de moeder antistoffen mee om ze tijdens hun prille jeugd te beschermen tegen ziektes. Als het immuunsysteem van een jong dier er klaar voor is kan de eerste vaccinatie gegeven worden.
Hond
Honden kunnen vanaf een leeftijd van 6 weken de eerste inenting krijgen. Op de leeftijd van 9 weken en 12 weken moet er nogmaals gevaccineerd worden. Daarna krijgt de hond jaarlijks een herhalingsvaccinatie zodat hij optimaal beschermd is. Honden worden gevaccineerd tegen hondenziekte, Parvo, besmettelijke leverziekte en de Ziekte van Weil. Honden die meegaan met de uitlaatservice, naar een pension gaan of naar hondenclubs gaan kunnen het beste ook gevaccineerd worden tegen kennelhoest.
Kat
Katten kunnen vanaf de leeftijd van 9 weken voor het eerst gevaccineerd worden. Drie weken later moet er dan een tweede vaccinatie gegeven worden. Daarna moet de kat jaarlijks een herhalingsvaccinatie krijgen. Katten worden gevaccineerd tegen Kattenziekte en Niesziekte.
Konijn
Konijnen kunnen het beste 1x per jaar ingeënt worden tegen Myxomatose, RHD1 en RHD2. Door contact met wilde konijnen en vliegen kan een konijn zeer besmettelijke en mogelijk fatale ziekten oplopen.
Buitenland
Als een hond of kat meegaat naar het buitenland moet hij ingeënt worden tegen hondsdolheid, gechipt zijn en beschikken over een Europees paspoort. In sommige gevallen is een bloedonderzoek, ontworming of tekenbehandeling verplicht. De wettelijke bepalingen verschillen per land. Naast deze wettelijke eisen, is het voor sommige (Zuidelijke) gebieden verstandig om ook preventief te beschermen tegen Hartworm en Leishmaniasis. Als u van plan bent om uw dier mee te nemen naar het buitenland kunt u voor de exacte bepalingen het beste contact opnemen met de praktijk of kijken op de website: www.licg.nl onder het kopje “Reizen en vakantie”.